Alter Échosr
Regard critique · Justice sociale

Tegen allomorfisme en voor een goed gebruik van de gezondheidscrisis ten gunste van de «Giganten».

Een carte blanche van Laurent d’Ursel, herroepbaar secretaris van het Syndicaat der Giganten, dwangmatige activist van Droit à un toit, meedogenloze bestuurder van Survivinginbrussels.be en vrijwilliger-directeur van DoucheFLUX.

Vertaald naar het Nederlands door Daan Vinck, mede-militant van Droit à un toit, teamondersteuner bij CAW Brussel, betaald docent bij Odisee en betaalde directeur (maar vaak ook in zijn eigen uurtjes) van Hobo vzw. 

Aan Céline Nieuwenhuys, de sociale bewaker van het GEES die belast is met de exitstrategie voor de lockdown. .

«Victor Hugo, kom terug, ze zijn allemaal zacht geworden!» Abbé Pierre

1. Blijft pessimistisch

Kan iets slechts iets goeds voortbrengen? Elke tegenslag heeft zijn zilveren randje? Een bug zorgt ervoor dat het algoritme verbetert?

De geschiedenis leert dat 1) degenen die eerst gelijk hadden, er daarna geen voordeel aan ontleenden, noch voor zichzelf, noch voor de zaak die ze verdedigen, en 2) dat diegenen die beweren, te goeder trouw of te kwader trouw, de boodschap te hebben begrepen, uit gemakzucht, lafheid, (eigen)belang of cynisme, het engagement om de lessen getrokken uit eender welke crisis in hun beleid (en de budgettaire beslissingen die hen vergezellen) om te zetten, naast zich neer zullen leggen.

Diegenen die vóór de gezondheidscrisis die we nu doormaken tevergeefs een ondraaglijke situatie aan de kaak hebben gesteld, juichen het terecht toe dat dit hun noodkreet in de ogen van iedereen en vooral van de besluitvormers versterkt, maar ze zouden naïef zijn te geloven dat ze dankzij deze crisis de oorlog hebben gewoon, laat staan zelfs maar een veldslag. De waarheid is een spel der machten en de betrokken «machten» worden perfect, rigoureus en nauwgezet gespaard door deze crisis. Oneindig is de veerkracht en de flexibiliteit van het systeem, waarin alles een niche, een springplank en een raam is, die uitblinkt in het rijmen van soberheid hier en rentabiliteit daar.

«Vergeet ons niet!» roepen de meest precaire, kwetsbare en onzichtbaar gemaakte mensen in alle talen. Maar ze worden niet meer «vergeten» dan voor de gezondheidscrisis: hun buiten-beschouwing-gelaten-worden maakt deel uit van de status quo die als normaliteit is opgesteld.

Zo zullen de zogenaamde laaggeschoolde, slecht betaalde en sociaal gedevalueerde banen -de «shit jobs» om hen hun juiste naam te geven- waarvan de hypocrieten in het salon doen alsof ze ineens ontdekken dat juist die jobs «essentieel» zijn, niet beter betaald worden en achteraf beter worden bezien. Prestige en privilege zijn nooit gekoppeld geweest aan het nut van iets1. De ideologie van de verdienste biedt in het beste geval uitzicht op een hogere persoonlijke beloning, niet op deelname aan een minder gewelddadige, toevallige en karikaturale wereld, d.w.z. een wereld met de volgende kenmerken: verstandig, redelijk, evenwichtig, steunend, gezond, respectvol, egalitair, consistent, voorzichtig, bescheiden, intelligent, meervoudig, subtiel, onvoorspelbaar, inclusief, kortom: begeerlijk.

Op dezelfde manier moet men niet eens luisteren naar degenen die, midden in de crisis, met een bewogen hand op hun hart en een bezorgd oog voor de beurskoersen en/of het (zogenaamd onpartijdige en objectieve) «overheidstekort», zich verbazen dat ze zich opnieuw moeten bezinnen over 1) het schandelijke, dogmatisch en wrede management van de «niet-marktsector» in het algemeen en van «openbare diensten» in het bijzonder; 2) de rentabilisering van het financiële, het aandeelhouderschap en dat zo belastingvrij mogelijk van van alles wat maar kan worden verhandeld; en 3) de niet onbaatzuchtige manie voor het vervalsen van maatschappelijke investeringen waaruit geen particuliere winst wordt gemaakt door ze te hernoemen naar «kosten». We kunnen alleen maar hopen op een verplaatsing van de productie van maskers, beademingsapparatuur, medicijnen en, no kidding, condooms. En dan nog… Met gegarandeerde staatsaankopen, hoe invasief ook: een goede georganiseerde zelfregulering van de markt begint in eigen land.

Er is dus geen reden om optimistisch te zijn over het post-corona-tijdperk. De primaire doelstelling om de economie «nieuw leven in te blazen» heeft bij velen al de noodzaak tot heroverweging verdrongen. Het zijn dezelfde gevechten die voor de crisis werden uitgevochten en die daarna zullen moeten worden voortgezet. Perfect, rigoureus en nauwgezet. Een crisis legt enkel de gebreken van een systeem verder bloot door ze te verergeren. Maar ze waren er al. En omdat ze eerder bestonden, zullen ze waarschijnlijk ook daarna nog blijven bestaan.

Tenzij….

2. Denkend allomorfisme

De noodmaatregelen en spontane initiatieven (professioneel, burger of politiek) in de paniek die door de pandemie is veroorzaakt, zijn zeer veelzeggend.

Ze zijn van tweeërlei aard, afhankelijk van het feit of hun uitzonderlijke karakter de regel bevestigt of ontkracht:

  • maatregelen en initiatieven die noodzakelijkerwijs tijdelijk zijn… maar die sommigen in de verleiding kunnen brengen om ze, mits wat aanpassingen, verder te zetten dan de gezondheidscrisis (we denken natuurlijk aan het vrije verkeer, de traceerbaarheid van verplaatsingen en het medisch geheim, en ook aan de versoepelingen die in de economische en sociale sectoren worden toegestaan);
  • de maatregelen en initiatieven die vooraf genomen hadden kunnen/moeten worden en die daarom, mits wat aanpassingen, veilig kunnen/moeten worden uitgevoerd.

In deze crisis neemt het probleem van ontoereikende huisvesting² echter een bijzondere plaats in. Het voorbeeldkarakter ervan, om het anders te zeggen, is bijzonder spectaculair. In een perioden van gedwongen opsluiting en isolement, van lockdown omvat «slechte huisvesting» immers twee onlosmakelijk met elkaar verbonden situaties: onmogelijk isolement (daklozen) en gevaarlijk isolement (mensen in onhygiënische, ontoereikende of overvolle huisvesting).

Deze mensen zouden kunnen worden omschreven als dak- en thuislozen, en dat zijn ze, maar hier wordt gekozen voor de niet-stigmatiserende term «Giganten»³. 

Dus, om de giganten te beschermen tegen het virus (en te voorkomen dat ze anderen besmetten…), roepen we op tot hun isolement in hotelkamers die tijdens de crisis – wat een geluk – onbewoond zijn: komt dat even goed uit! In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat de opeising van hotels voor dit doeleinde door de autoriteiten op zich laat wachten. Hierdoor worden organisaties gedwongen om potentiële hoteleigenaars (met een groot hart) te verleiden, gerust te stellen en te overtuigen om tot bezettingsovereenkomsten te komen, in plaats van de giganten meteen te kunnen behuizen. Precieuze tijd gaat zo verloren…

Daarnaast moet ook worden vermeld dat, als het er echt om ging levens te redden en gezien de levensverwachting van langdurige giganten minder dan 50 jaar is, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest krioelt van de opportunistisch onbewoonde woningen: Komt dat even goed uit! Maar ook hier worden de sympathieke «tijdelijke bezettingen» van geval tot geval aangemoedigd ten nadele van systematische onteigeningen. En toch is dat is de enige manier om de curve van slechte woningen om te buigen, dat en een huuromkadering of huurcontrole en een massale herinvestering in het sociale woningen-aanbod.

Dat is dus wat de coronaviruscrisis ons toelaat om met hernieuwde kracht aan de kaak te stellen: het gebrek aan woningen die deze naam waardig zijn en aan betaalbare huurprijzen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is subtiel gezegd, maar niet minder dan crimineel.

Deze bewering lijkt schandalig als ze niet wordt ondersteund door de Copernicaanse revolutie die recentelijk heeft plaatsgevonden in de manier waarop naar dakloosheid4 wordt gekeken. Wij hebben immers niet langer het recht om het te zien als een «trieste, millennia oude fataliteit» die zo humaan mogelijk moet worden beheerd, omdat – zoals het voorbeeld van Finland aantoont – dakloosheid beëindigd kan worden als we onszelf de middelen geven om dat te doen. Als kers op de taart is dat op de lange termijn zelfs goedkoper voor de overheidsfinanciën5. Vanuit dit perspectief, dat zeker nog niet helemaal in het bewustzijn is doorgedrongen, wordt dakloosheid een maatschappelijke keuze, een politieke beslissing of zelfs – het debat is geopend – een «misdaad tegen de menselijkheid».

Deze koppeling met besluitvorming wordt bevestigd door het feit dat het eeuwenoude argument van «budgettaire beperkingen» en «gesloten enveloppen» meer emotionele en ideologische motieven heeft dan rationele en boekhoudkundige motieven. Anders zou het einde van de dakloosheid, die financieel winstgevend is, al bereikt zijn. Anders zouden de miljoenen euro’s die als gevolg van de gezondheidscrisis op miraculeuze wijze vrijkomen, effectief uit de lucht komen vallen. (Want nu is er ineens wel geld…) Anders zou het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet tegelijkertijd kunnen lijden onder een krappe begroting en tegelijkertijd het op twee na rijkste gewest van Europa zijn, na Londen en Luxemburg.

Slechte huisvesting is een plaag, die noch door het gebrek aan een oplossing (want die is er!), noch door het gebrek aan financiële middelen (want die zijn er!) kan worden verklaard, en waarvan de omvang en walgelijke absurditeit door de gezondheidscrisis aan het licht komt. Is het echter voldoende om de mentaliteit te veranderen, om de prioriteiten om te keren, om de menselijke factor weer centraal te stellen in de politieke arena of in dit geval: om het einde van de crisis op het gebied van de slechte huisvesting tot een doel op zich te maken? Dat is niet zeker. Het is niet zeker dat de elastiek van ongelijkheid niet zo ver is opgerekt dat de menselijkheid van sommigen wel nog steeds theoretisch, maar niet meer praktisch samenvalt met die van anderen. Het is helemaal niet zeker dat een echte «gemeenschappelijkheid van het lot» ons nog allemaal verenigt. Het is geen toeval dat de uitwasemingen waar elke maatschappelijk werker dagelijks tegen moet vechten infantilisering zijn en de duizenden vormen, soms heel subtiel, perfide en slinks, van ontmenselijking, die vaak zo ver gaan als verdierlijking6.

Er ontbreekt hier één woord.

Naar het model van het antropomorfisme zou het mogelijks gepast zijn om een nieuwe betekenis te geven aan de aan de biochemie ontleende term allomorfisme: de projectie van de eigen kenmerken op «de andere» wanneer deze laatste in werkelijkheid « dezelfde » is.

Concreet gaat het daarbij hierom: het is door een «allomorfe» neiging dat men kan denken dat een situatie die voor zichzelf ondenkbaar, onaanvaardbaar of niet leefbaar is, voor de ander denkbaar, aanvaardbaar of leefbaar is. Of, tegenovergesteld, dat het voor de ander even ondenkbaar, onaanvaardbaar of niet leefbaar is. En niets weerhoudt ons ervan om morgen het tegenovergestelde te denken van wat we gisteren hebben gedacht.

Het aldus geherdefinieerde allomorfisme is een altruïsme van variabele en veelzijdige geometrie, dat wil zeggen een verbuiging van het egocentrisme. Het reageert op een spontaan gevoel, soms van empathie en solidariteit, soms van afkeer en afwijzing. En in een tijd waarin ieders «gevoel» – onmiddellijk, nauwelijks geconstrueerd en nooit in twijfel getrokken – gezaghebbend is, sluipt het allomorfisme in alle kieren van het sociale en, bij uitbreiding, het politieke leven.

Elk beleid of maatregel of initiatief, met welke conceptuele, morele, politieke of deskundige versiersels ook gedecoreerd, dat geleid wordt door allomorfisme is daarom ondoordacht, kortzichtig en, vroeg of laat, contraproductief. 

3. Het opleggen van het einde (van dakloosheid)

Maar laten we terugkeren naar de giganten7. Want de andere naam voor De Andere, is hier zoals gezegd, de gigant. Want, zoals wel begrepen zal zijn, wil het allomorfisme hier dit zeggen:

Enerzijds wordt men, onder het voorwendsel dat aan de giganten soms hulp wordt geboden, niet heel erg boos, of vindt men het zelfs normaal of te rechtvaardigen, om volwassenen in slaapzalen te laten slapen, zich met hun privéleven te bemoeien, opdringerige controleprocedures te vermenigvuldigen, om de administratieve procedures elke dag een beetje ingewikkelder te laten worden, om hen te verdenken van fraude, om hen a priori onverantwoordelijke rechtszaken te geven, om hen te zien als chronische ontvangers van hulp, om gewetenloos enerverend gedrag te vertonen of om,gezien hun grote aantallen een triage te doen onder mensen in nood, om meer dan 4187 mensen, waaronder kinderen, die zonder woning in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest leven op straat te laten leven, enz. 

En! 

in een periode van lockdown, zich niet te veel af te vragen over de gevolgen van de volledige of gedeeltelijke sluiting van vele particuliere of openbare hulporganisaties, de plotselinge ontoegankelijkheid van de toiletten, de blokkering van vele procedures, de (illegale) sluiting van de Fedasil-centra, het aanzienlijke inkomensverlies voor werknemers die geen recht hebben op tijdelijke werkloosheid, of de onmogelijkheid om illegaal te werken, te bedelen, te prostitueren, te spijbelen, af te romen, enz;

Anderzijds ondekt men, bevangen door een soort van humanitaire koorts, dat men de ziel van een vrijwilliger heeft tijdens de eindejaarsfeesten of de Ramadan, er worden donaties gedaan (van voedsel, kleding, speelgoed, geld), er worden «winter» of «extreme koude» plannen gelanceerd, enz..

En!

Tijdens de periodes van lockdown geven mensen zich op voor vrijwilligerswerk, schenken aan of vragen naar hun geïsoleerde, kwetsbare, bejaarde of arme buren, behuizen we grote aantallen mensen in hotelkamers, verhogen we de rondes van straathoekwerk en de distributie van voedsel en water op straat, worden gratis nummers opgesteld, worden er diensten gratis aangeboden waar die voordien betalend waren, verklaren ze een moratorium op huisuitzettingen of ontslagprogramma’s en eisen ze een bevriezing, vermindering of tijdelijke opschorting van de huurprijzen, een uitstel van de vereffening van schulden en kredieten, een verlenging van de geldigheidsduur van medische kaarten, een verhoging van de waarde van sociale uitkeringen, de opening van gesloten centra voor buitenlanders of de regularisatie van mensen zonder papieren, het aanbieden van uitzonderlijke bonussen aan zijn werknemers in de frontlinie, het maken van niet-commerciële gebaren, het vinden van miljoenen euro’s onderin de schatkist die de dag ervoor als leeg werden beschouwd, het lanceren van een «social emergency task force», enz. , om maar een paar van de dringende maatregelen en initiatieven te noemen die sinds het begin van de coronaviruscrisis zijn genomen.

Het onaanvaardbare is hier gebagatelliseerd en genormaliseerd. Het wordt aan beide kanten heel anders bekeken en daarom anders aangepakt. Allomorfisme verklaart dus veel, maar verontschuldigt niet alles.

Het is begrijpelijk dat de goede wil en inzet van burgers die zich in tijden van grote gezondheidscrises vermenigvuldigt, daarna weg zal vallen. Men zou elke dag van het jaar om 20.00 uur vanaf het balkon of in gedachten kunnen applaudisseren, en niet alleen voor het verplegend personeel, maar aan dat ritueel komt onvermijdelijk een einde.

Aan de andere kant kan niet worden geaccepteerd dat er een grote gezondheidscrisis voor nodig was om beleidsmakers politieke en budgettaire maatregelen te laten nemen die vóór de crisis volledig gerechtvaardigd waren, laat staan om ze op te schorten zodra de gezondheidscrisis voorbij is. Er is veeleer behoefte aan nieuwe rechten en bescherming voor de meest kwetsbaren, en de behoefte daaraan is simpelweg groter dan ooit tevoren.

Vanuit het oogpunt van slechte huisvesting is de crisis die we nu meemaken geen crisis, maar slechts een versnelling van dezelfde ramp met andere middelen.

Voor, tijdens of na de gezondheidscrisis geven «noodmaatregelen» nooit vorm aan het beleid. Het zijn niet-maatregelen, de badge van het falen van de staat.

Als het idee om de giganten in hotelkamers te behuizen tijdens deze lockdown unaniem wordt aanvaard, dan komt dat omdat de pandemie een trigger heeft gegeven: dakloos zijn is ondenkbaar, onaanvaardbaar en onleefbaar. Als de crisis eenmaal voorbij is, zal dakloosheid niet ineens meer denkbaar, aanvaardbaar en leefbaar zijn.

Plannen voor deconfiniëring, voor een exit van de lockdown, betekent hier het behouden van en het intact houden van deze trigger in het bewustzijn en de politiek, omdat de voorwaarden voor de activering ervan al voor de crisis bestonden. Zo zal het coronavirus misschien het begin van de vertraging in de groei van de dakloosheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben uitgelokt, een opmaat naar het mogelijke einde ervan, op voorwaarde dat die beslissing ook effectief wordt genomen.

«De woede waarmee het virus toeslaat laat zien dat oorlog voeren tegen elkaar waanzin is» (António Guterres, VN-secretaris-generaal, 24 maart 2020). Moge hetzelfde virus iedereen ervan overtuigen dat het tolereren van dakloosheid een soortgelijke waanzin is.

Hotelkamers zijn niet de oplossing, maar ze benoemen het wel: goede (her)huisvesting voor iedereen.

1. Mensen zouden slecht betaald worden op basis van hun lage kwalificaties. In werkelijkheid zijn ze dat vanwege hun veronderstelde hoge uitwisselbaarheid, om niet te zeggen wegwerpbaarheid. De zeer hoge salarissen van bepaalde beroepen die sommige mensen niet aarzelen te omschrijven als « parasieten » kunnen worden verklaard door hun hyperspecialisatie. De kunst van het afbeelden van iemands vaardigheden dat geen enkele andere concurrent kan evenaren, is niet aan iedereen gegeven.

2. En die, mutatis mutandis, van overbevolking van de gevangenissen en huiselijk geweld of geweld binnen het gezin, die hier niet aan de orde zullen komen.

3. Acroniem voor « Geweldige Individuen in Gigantische Armoede maar Niet zonder Trots. ». Of hij nu dakloos is of thuisloos, met of zonder papieren, van hier, daar of elders (zie www.syndicatdesimmenses.be). Opgemerkt moet worden dat de moeilijkheid voor de giganten, naast het ontbreken van een (correcte) thuis om te ontsnappen aan de verspreiding van het virus, de tragische verdwijning is van hun mogelijkheid om aan het systeem te ontsnappen. De niet-giganten hebben duizend manieren om zich even van het systeem los te koppelen, te ontstressen, hun geest te zuiveren, te ontsnappen, zichzelf te vergeten, zich te vermaken, hun hoofd te verfrissen, een tijdje te verdwijnen in de natuur, zichzelf te onttrekken, of het nu gaat om weekends, vakanties, vakanties, uitstapjes, culturele uitstapjes, feesten, meditatie, etc., tot aan belastingontduiking. De ontsnappingsmogelijkheden zijn voor iedereen van levensbelang, maar voor de giganten zijn ze zeer beperkt en bovendien zijn de goedkoopste zelden gezond.

4. Een ongeschikt concept, dat eigenlijk moet worden vervangen door ‘thuisloosheid’.

5. In dit opzicht is het programma Housing First een sterk argument. Housing First, in het kort, bestaat uit het behuizen van een persoon met zijn of haar toestemming en zonder enige voorafgaande voorwaarden (behalve financiële) en hem of haar vervolgens te stabiliseren in zijn of haar woning dankzij ondersteuning op maat. Als het programma, zoals nu het geval is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zijn doeltreffendheid toont wanneer het zich beperkt tot de meest kwetsbare personen (lange levensjaren op straat, combinatie van geestelijke gezondheidsproblemen of verslaving), dan is dat het bewijs dat het zou werken voor alle andere gevallen.

6. ‘Verdierlijking’ wordt hier bedoeld als zijnde zich beperken tot de bevrediging van de « primaire behoeften » (of « basisbehoeften ») van mensen waarvan gezegd wordt dat ze « in nood » zijn. Eén van de basislijnen die de oprichting van de vzw DoucheFLUX voorstond (« het sociale uit het sociale halen ») was verwarrend bedoeld om als horizon voor sociale actie de overweging van het immense als personen « met verlangens » en niet alleen als personen « in nood » te stellen.

7.  Acroniem voor « Geweldige Individuen in Gigantische Armoede maar Niet zonder Trots. ». Niet-stigmatiserende benaming voor dak- en thuisloze mensen.

8. Het winterplan voor de dak- en thuisloze sector is onlangs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest eindelijk van de tafel geschoven, als gevolg van de aanhoudende vraag van de sector voor de strijd tegen de dakloosheid. De winterplannen zijn een mooi voorbeeld van allomorfisme: men kan zich niet voorstellen dat men de ontberingen van de winter kan verdragen door buiten te slapen, terwijl luieren in de zomerzon op een bankje weg van de stress van het beroepsleven je bijna wil doen zin krijgen. Ter informatie: het sterftecijfer van de daklozen neemt in de winter niet toe.

CARTE BLANCHE

Pssstt, visiteur, visiteuse du site d'Alter Échos !

Nous sommes heureux que vous soyez si nombreux à nous suivre sur le web. Nous avons fait le choix de mettre en accès gratuit une grande partie de nos contenus, notamment ceux en lien avec le Covid-19, pour le partage, pour l'intérêt qu'ils représentent pour la collectivité, et pour répondre à notre mission d'éducation permanente. Mais produire une information critique de qualité a un coût. Soutenez-nous ! Abonnez-vous ! Et parlez-en autour de vous.
Profitez de notre offre découverte 19€ pour 3 mois (accès web aux contenus/archives en ligne + édition papier)